Hoeveel feedback kun je verwerken?
Je kunt er in modern onderwijs niet omheen: feedback. Feed-forward en feed-up hebben we ook. De meeste docenten weten inmiddels ook dat je feedback op meerdere niveaus kunt geven: op het resultaat, op de aanpak, op het leerproces en – niet effectief – op de persoon.
Aan die goedbedoelde feedback kleven ook risico’s: het kan je veel tijd kosten, het kan zelfstandig oordeelsvermogen van je studenten tegenwerken en het kan hun motivatie verminderen.
Het is waar: feedback, ook wel ‘formatieve informatie’ speelt een essentiële rol in het leren. Maar we schieten er weleens in door. Een beoordeling is niet af zonder een uitgebreide lijst met feedbackpunten. Bij voorkeur op alle niveaus en zowel kritisch als ‘opbouwend’.
Teleurstelling volgt wanneer we constateren dat studenten nauwelijks iets met al onze goedbedoelde feedback hebben gedaan. Of dat er bij navraag van de tien feedbackpunten er maar twee zijn blijven hangen. Of dat je merkt dat studenten een beetje wanhopig worden van zo’n lange lijst. Of – het allerergste – als de feedback die je zo mooi hebt opgeschreven, helemaal niet is gelezen.
Studenten zijn daarin niet anders dan wijzelf als docenten: als we na een evaluatiegesprek acht boodschappen meekrijgen, kunnen we in de praktijk maar met een of twee daarvan aan de slag.
Tegelijk kán de impact van feedback groot zijn. Stimulerend, richtinggevend of motiverend. Maar ook het tegenovergestelde: verkeerd geplaatste feedback kan het plezier in leren danig verstoren. Het kan ongewenst studiegedrag in gang zetten en het kan een student in het uiterste geval onterecht doen besluiten om maar helemaal met de studie te stoppen.
Ons opnamevermogen voor feedback blijkt beperkt. Een paar hoofdlijnen blijven hangen. Hooguit een of twee. Dat ene feedbackpunt dat precies ‘raak’ was: de student twijfelde op dit gebied aan diens eigen kunnen, maar jouw feedback geeft precies het zelfvertrouwen om het niet meer uit de weg te gaan. En geeft net genoeg richting in de manier waarop. Of juist dat ene punt waar je er totaal naast zat. Een verkeerde interpretatie van studiegedrag. Of veel te kritische feedback op een onderdeel waar de student juist enorm hard aan heeft gewerkt.
Bezien vanuit het streven naar doordachte eenvoud is dit goed nieuws.
Als we onze inspanningen richten op een of twee voor de student op dat moment bruikbare punten, dan is ons doel bereikt. Niet de student bepaalt wat blijft hangen, maar jij als docent. En dat in veel minder tijd.
Ook daarin kun je overigens nog de mist in gaan. Feedback is alleen bruikbaar als de student er op korte termijn iets mee kan doen. Feedback over wat een student beter hád kunnen doen (maar voorlopig niet meer gáát doen), heeft geen enkel effect, behalve misschien een gevoel te hebben gefaald. “Had ik maar…”
Minder – maar goed geplaatste – feedback is dus beter. En het kan nog doordacht-eenvoudiger: een hardnekkig misverstand is dat feedback per definitie door de docent aan elke individuele student gegeven moet worden. Veel beter is het om even terug te gaan naar wat ook alweer het doel van feedback is: de student tot inzicht te laten komen over diens leer- en werkproces, waardoor die zichzelf kan bijsturen.
Er zijn veel meer mogelijkheden om dat inzicht te laten groeien dan alleen ongevraagd gegeven schriftelijke feedback.
Een bekende is peer-feedback: studenten helpen elkaar bij het ontwikkelen van inzicht in hun leerproces. Hetzelfde effect heeft zelfbeoordeling, met als overtreffende trap: zelf tot kwaliteitsbesef komen.
Je kunt studenten bij peer- en zelfbeoordeling helpen met voorbeelden. Hoe vergelijk je jouw werk met het voorbeeld? Wat staat je nog te doen?
Het volstaat dan niet om studenten het bos in te sturen met een paar voorbeelden en een puntenlijstje. En dan te verwachten dat ze met elkaar het geanimeerde feedbackgesprek aangaan. Want dat gebeurt niet vanzelf; je moet erbij blijven. Maar die tijd heb je ruimschoots als je het uitgebreide schriftelijke, individuele feedbackproces van achter je thuiswerkbureau zoveel mogelijk achterwege laat.
Een andere efficiënte manier is het geven van klassikale feedback. Bespreek veelgemaakte fouten, laat voorbeelden zien van wat er goed is gegaan. Bespreek dit met de klas en stel de vraag: wat is van toepassing op jouw werk en wat kun je zelf doen om het te verbeteren?
Dit kost niet alleen veel minder tijd, het brengt studenten ook sneller naar waar je naar toe wilt: zélf kunnen beoordelen hoe je voortgang is op basis van zélfverworven kwaliteitsbesef.
Dat klinkt een stuk professioneler en motiverender dan passief opvolgen van gedetailleerdere ‘feedback’-aanwijzingen.
Meer weten? Dan raad ik de handzame, praktische inzichten over formatief handelen op toetsrevolutie.nl van harte aan.