Het blinde geloof in flexibilisering

Welk doel dient eigenlijk het middel?


Hogescholen buitelen over elkaar heen met hun beloften aan studenten dat zij ‘hun programma naar eigen inzicht kunnen invullen’, of dat je ‘je studie kunt vormgeven naar je eigen wensen, ambities en vermogens’.
Leeruitkomsten, programmatisch toetsen, uitwisselbare onderwijsblokken, professionele ontwikkelingscoaches en handige keuzehulpen moeten dat allemaal mogelijk maken.


De flexibiliseringsnoodzaak wordt steevast beargumenteerd vanuit de grote ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Die schijnt tegenwoordig te vragen om uiterst wendbare professionals, met een hoog ontwikkeld zelfstandig leervermogen, zodat ze kunnen gaan functioneren in beroepen waarvan we nu het bestaan niet eens kunnen bevroeden. En die complexe, ‘weerbarstige’ uitdagingen van de toekomst te lijf kunnen gaan.

Ondertussen haal je nogal wat overhoop met al dat flexibiliseren. Onderwijseenheden moeten vergroot of verkleind. Competenties of leerdoelen moeten naar leeruitkomsten vertaald. Er moet generiek onderwijs worden gemaakt dat ook te volgen is voor studenten van andere opleidingen. LMS’en moeten op de schop, toetsprogramma’s en examenreglementen moeten worden aangepast, zodat onderdelen in andere volgordes te volgen zijn. Het onderwijssysteem wordt er onvermijdelijk complexer van; onbeheersbaarheid en verdwaalkansen liggen op de loer.

Het grote probleem is: veel flexibiliseringsmaatregelen staan haaks op de kern van goed hbo-onderwijs: een samenhangende, zorgvuldig opgebouwde leer- en toetsomgeving die is ontworpen vanuit heldere doelen die specifiek zijn voor elk beroep.

Ik pleit zeker niet voor een dichtgetimmerd curriculum waarbinnen niets te kiezen is en waarin geen enkele afwijking van de standaardroute mogelijk is. Want studenten hebben voldoende autonomie nodig, om zich eigenaar te voelen van hun leerproces. Maar dat kan ook zonder een enorme keuze in routes, leerwegen en keuzemodules en zelfgeregisseerde toetsmomenten.

Bijvoorbeeld door ruimte te geven in opdrachten: op welke organisatie wil je je adviesvaardigheid oefenen? Met welke oplossingsrichting wil je individueel aan de slag? Welke presentatievorm wil je gebruiken?, etc. Of door studiemateriaal aan te bieden dat voor of na de ‘les’ ook te bekijken is.
Een vereenvoudiging van je toetscriteria, waardoor die minder specifiek zijn en niet precies meer voorschrijven wat je precies hoe moet doen, kan al heel wat flexibiliteit en autonomie mogelijk maken.
En dan zijn er al heel wat keuzes die je toch al moet maken: welke stage? Welk afstudeeronderwerp? Welke specialisatierichting? Welk minorprogramma?
Voor veel studenten zijn dat al meer dan genoeg complexe keuzeprocessen.

Van ons als docenten mag verwacht worden dat we studenten ook gewoon een beetje de weg kunnen wijzen. Vanuit ons verleden en/of heden in de beroepspraktijk en vanuit onze interactie met de actuele praktijk tijdens stagebegeleiding, onderzoek, met externe opdrachtgevers, etc.
Door studenten niet in alles keuzevrijheid te bieden, maar juist door ze vanuit onze expertise te laten kennismaken met de essentiële beroepstaken. Soms juist met dingen die ze niet uit zichzelf zouden kiezen. Juist om ze in staat te stellen om daarna verstandige keuzes te maken op basis van echte ervaring.

De vraag is dus: willen we studenten opleiden tot specialisten in het zellfsturend acteren in flexibele leerroutes, of is het opleiden in slechts 4 jaar tot een beginnend beroepsbeoefenaar – met alle keuzes die daar al bij horen – al complex genoeg?

En staan de enorme inspanningen die voor écht werkend flexibel onderwijs nodig zijn, in redelijke verhouding tot de onbestemde vraag naar ultra-flexibele ‘kenniswerkers’?

Ik vrees van niet.

Mark

Docent, onderwijsvernieuwer, adviseur en onderzoeker in het hbo

Dit bericht heeft 5 reacties

  1. JH Jansen

    Zeer helder geschreven! Ik deel je mening, maar vooral ook de zorg of we goede (en dus competente) beginnende professionals gaan afleveren. Zowel voor voltijd, deeltijd als duale vormen van HBO en waar uiteindelijk de examencommissie op het diploma haar handtekening onder kan gaan zetten.

  2. Rene

    Duidelijke taal rond een gevoelig thema, waar helaas ook weer te vaak ondoordacht op gehandeld wordt in opleidingsteams. Hoe komt het toch dat we als docenten zo vaak op het ‘verkeerde been’ gezet worden? Persoonlijk denk ik dat we te weinig tijd nemen om zaken te doorgronden en wat het kan betekenen voor de onderwijspraktijk. De driehoek Onderwijsonderzoek – Beleid – Onderwijspraktijk kan wat mij betreft wel wat versterking gebruiken. Hopelijk kunnen we daar vanuit onze eigen inbreng in de verschillende expertisekringen samen aan werken.

  3. Edwin

    Nou dat geloof is dus niet zo blind. Er zijn blijkbaar heel veel mensen in het onderwijs die én veranderingsbereid én genuanceerd denken. Al dat alarmisme kan ook een wat grijsgedraaide plaat worden.

    1. Mark

      Tja, misschien eerder bijziend.. of verziend. Net hoe je ’t bekijkt. Ik pleit niet tegen verandering en zeker niet tegen genuanceerd denken. Wel voor weerbaarheid van opleidingsteams tegen onderwijshypes – vanuit zelfverworven expertise en ervaring.

  4. F. vd Kogel

    Fijn om te lezen dat meer docenten er zo over denken. Ik zeg ja, flexibiliseren, maar vooral om de kwaliteit van het onderwijs hoog te houden en de student autonomie te geven. En niet omdat het moet. Blijven nadenken welke ruimte hebben ze nodig om te groeien. Wat mij betreft moet vooral de organisatie van het onderwijs flexibeler worden. Niet zozeer de weg die student aflegt. En niet alleen in het HBO! Onderwijsontwikkelaar in het MBO

Geef een reactie